Toen de Fransman Alexandre Debain in 1840 een toetsinstrument vervaardigde met als geluidsbron de doorslaande tong, en er de naam "harmonium" aan gaf, zullen weinigen hebben kunnen vermoeden dat dit instrument in korte tijd in zó brede kring zó populair zou worden, want op zich was het gebruik van doorslaande tongen al veel langer bekend.
Het harmonium werd in de jaren daarna, in vele uitvoeringen en onvoorstelbare aantallen gefabriceerd en alom over de wereld bespeeld. In concertzalen, in salons, in kerken en in huiskamers.


In Nederland werden er trein- en scheepsladingen van geïmporteerd, terwijl ook op eigen bodem tienduizenden instrumenten werden vervaardigd en verkocht. Tegen het einde van de eerste helft van de 20ste eeuw was het harmonium in vrijwel elk protestants huisgezin te vinden. Thans is het voor de meeste mensen nog slechts een herinnering.... Of toch niet?


De achtergrond, waartegen het harmonium is ontstaan, is de geestesgesteldheid van de negentiende eeuwse, romantische mens. De romanticus zocht naar beweging in de toon, naar expressiviteit. Het pijporgel kon hier niet aan voldoen: de windtoevoer blijft constant, de klank is statisch. De piano evenmin. Dit instrument biedt wel de verlangde expressiviteit, doch kan geen constante toon voortbrengen.
De doorslaande tong gaf de juiste mogelijkheden. De belangrijkste eigenschap ervan is, dat de toonhoogte vrijwel niet verandert als de winddruk - en dus het volume - wordt verhoogd of verlaagd. De negentiende eeuwse bouwers ontwikkelden daarop het harmonium, een instrument met doorslaande tongen, waarbij de speler zelf controle had over de windvoorziening met behulp van twee voettreden.


Bij het harmonium zijn twee verschillende systemen te onderscheiden. De tongen worden hierbij in trilling gebracht door deze aan te blazen, resp. aan te zuigen. Het drukwindinstrument is in hoofdzaak gebouwd in Europa, met name in Frankrijk. Het zuigwindtype werd vooral gebouwd in Amerika en vanaf 1890 ook in Europa. Het drukwindharmonium kenmerkt zich door een krachtiger klank en vond vooral zijn weg naar concertzalen, salons en kerken. Het zuigwindharmonium is zachter en weker van klank, het vereist minder "techniek", was naar verhouding goedkoper en werd vooral in de huiskamer gewaardeerd.
Voor tallozen bood het harmonium een mogelijkheid voor praktische muziekbeoefening, waarbij ook de betere bewerkingen hun nut hadden. Het gaf in een tijd waarin er geen radio of grammofoonplaat was, de mens gelegenheid toch kennis te nemen van de muziek.


De bijnaam "psalmenpomp" kreeg het harmonium in ons land door het feit, dat in bijna elk protestants gezin er één was te vinden, waarop zondags liederen ten gehore werden gebracht, het hele gezin meezingend.... Toch kan men het verdwijnen van deze sociale manier van bezig zijn als een verlies zien.
Ook ontstonden in de loop van de tijd talloze muziekstukken, die speciaal voor het harmonium werden geschreven of waarbij het instrument werd gebruikt. Een reeks van bekende en vermaarde 19e en 20ste eeuwse componisten kan genoemd worden, waaronder Alain, Boëlmann, César Franck, Karg-Elert, Mahler, Reger, Rossini, A. Schönberg, Strauss.


In de jaren vijftig van de  van de 20ste eeuw verdween het harmonium in ras tempo uit vele huiskamers om plaats te maken voor piano's of elektronische apparatuur. Niet alleen gingen de instrumenten verloren, ook de muziek raakte in vergetelheid. Totdat plotseling in meerdere landen mensen opstonden, die zich hiervan bewust werden en het harmonium, mét zijn muziek, van de totale ondergang probeerden te redden. Het resultaat? Een hernieuwde belangstelling voor het harmonium, regelmatig terugkerende harmoniumconcerten, uitzendingen op radio en televisie waarin het instrument weer te zien en te horen is, uitgaven van cd's met harmoniummuziek, en een spectaculaire groei van harmoniummusea en -verenigingen in vooral Europa en Amerika.